De regeling van de wettelijke vereffening van de nalatenschap na benoeming van een vereffenaar door de rechtbank
Ik treed regelmatig op als vereffenaar in nalatenschappen. De wet geeft bijzondere regels voor de vereffening van een nalatenschap. Indien de vereffenaar benoemd is door de rechtbank, gelden er meer en zwaardere verplichtingen voor de vereffenaar van de nalatenschap, waaronder de verplichting om zijn benoeming bekend te maken in de Staatscourant (zodat schuldeisers weten bij wie ze voor hun vordering moeten aankloppen) en de verplichting om – in beginsel binnen zes maanden nadat de voor het indienen van de vorderingen door de schuldeisers gestelde tijd is verstreken – een rekening en verantwoording alsmede een uitdelingslijst (artikel 4:218 lid 1 BW) neer te leggen. In beginsel, want deze termijn kan op verzoek door de kantonrechter worden verlengd.
Het loon van de door de rechtbank benoemde vereffenaar van een nalatenschap
Een door de rechtbank benoemde vereffenaar heeft, zo bepaalt artikel 4:206 lid 3 BW, recht op het loon dat door de kantonrechter vóór het opmaken van de uitdelingslijst wordt vastgesteld. De kantonrechter kan op verzoek van de vereffenaar ook tussentijds voorschotten op het vereffenaarsloon vaststellen.
Voor de vaststelling van het loon van de vereffenaar wordt aangesloten bij de regeling voor faillissementscuratoren, de zogenaamde Recofa-richtlijnen. Dat is niet steeds evident, nu er vaak nog sprake is van vereffeningskosten die opkomen na het vaststellen van de uitdelingslijst. In praktische zin wordt dit veelal opgelost door in het salarisverzoek nog rekening te houden met een bepaald door de vereffenaar begroot bedrag aan kosten die nog moeten worden gemaakt na de vaststelling van de uitdelingslijst.
Maar wat als het de vereffenaar niet lukt om zijn verzoek om loon (of een voorschot op het loon) te doen voordat de uitdelingslijst is vastgesteld?
Uit een recente uitspraak van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland d.d. 24 april 2025 (ECLI:NL:RBMNE:2025:2794) blijkt dat zulks, afhankelijk van de omstandigheden van het geval, niet fataal hoeft te zijn.
In de casus die daar aan de kantonrechter voorlag, had de betreffende vereffenaar nog een verzoek om loon gedaan enkele maanden de uitdelingslijst verbindend was geworden (dat wil zeggen nadat de termijn om tegen de uitdelingslijst in verzet te gaan, was verstreken). Nadat aan de vereffenaar het voornemen van de kantonrechter om verzoeker niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek kenbaar was gemaakt, heeft de vereffenaar daarop gereageerd en nog een uitgebreide urenspecificatie overgelegd van de werkzaamheden die zijn verricht en waar het salarisverzoek betrekking op had.
De kantonrechter oordeelt in de gegeven omstandigheden dan ook dat hij gelet daarop – en “bij wijze van uitzondering” aanleiding ziet om het loon van de vereffenaar vast te stellen zoals is verzocht.
Conclusie
Concluderend kan gesteld worden dat de wettelijke regeling van vereffeningen van nalatenschappen in beginsel leidend is en door de vereffenaar moet worden gerespecteerd. Dat komt niet alleen de rechtszekerheid maar ook de belangen van de schuldeisers en de nalatenschap ten goede. Dat neemt niet weg dat de vereffening van een nalatenschap een dynamisch proces is, waarin bijvoorbeeld sprake kan zijn van (onvoorziene) omstandigheden. Dit kan maken dat soms door de vereffenaar een appèl op de kantonrechter zal (moeten) worden gedaan om met een welwillend oog naar een bepaald verzoek te kijken.
Redelijke en goed onderbouwde verzoeken van de vereffenaar die in min of meerder mate afwijken van die in beginsel strikte regels, zullen dan door de kantonrechter beoordeeld worden in het licht van de specifieke omstandigheden van het geval.